Eenden met hun koppen in de veren
e stille voet aan de kade, het stille bloed van de kaken. Het groene gras van het plantsoen, het koene glas van het rantsoen. De brede boom in de middag, de lege koon in de vlagvlag.
Al het water in de plas, alle katers in een jas. De grote boten met hun dikke touwen, de blote poten van de dikke kauwen. De stenen in de straat, de benen in de geslachtsdaad.
De auto’s op de snelweg, de gaucho’s op ’t internet. De vogels in de lucht, de kogels in de brug. Het hangen van de vele bladeren, het kinbehang van de vergaderzalen.
De tijd als een uitgemolken smeltklok, de geit uitgestrekt boven op zijn hok.
De honden met de kiezen in hun bazen, de monden met het fruit in de glazen. […]
Berichten met categorie COLUMNS
Mede Mensch 35
Mede Mensch 34
We willen ademen terwijl we wachten en we ademen
e wachten, we staan naast elkaar en zijn als een akker. In het midden van de akker ligt het vernietigde deel van gisteren. Dat al was vernietigd eergisteren. Het nieuws bracht nog een keer het nieuws en de bakker haalt nieuwe broden van achteren. Een dichter wilde ooit het witste wit uit het hart van de taal slaan. We dringen tegen de binnenkant van onze huiden, onze harten roepen naar een kudde van eenlingen, van voren ontwricht. We willen ademen terwijl we wachten en we ademen terwijl we wachten. Kleurloze berichten in onze gezichten laten toe. Er liggen gruwelijke bewegingen tegen zwarte levens onder het wit bemeeld platform. Nee, ik ben niet jouw neger en de bamboefluit ruist en klinkt over zemelen. Het lachend vallen is weg. We willen ademen terwijl we wachten en we ademen. […]
Mede Mensch 33
Genoegwolf spuugt, loert
rijheid brengt warmte door het opengeslagen raam direct op de huid. Kijken naar de vogels die langs het raam scheren. Staarten die over de dakrand hellen en ja zeggen, dit ‘ja’ dat ze nooit verleren. In de krant lopen herten door een stad. Ze worden verdoofd, door de brandweer en naar een ander gebied gebracht waar ze veilig zijn. Een dolfijn zwemt door een sluis en ligt bij een boot te wachten in een haven en moet worden teruggeleid. Nieuw te ontginnen gebieden trekken aan nu de sporen van de mens niet meer hevig in de neuspapillen groeien. En beren komen naar een park. En wolven, ja… Genoegwolf is opgestaan. Genoegwolf spuugt, loert omhoog tegen een haargrens aan, schreeuwt met de stoot van een kogel alles uit het hoofd en gooit de rechtervuist tegen het eigen voorhoofd. De rechtervuist herhaalt, herhaalt, herhaalt, herhaalt. Vernedert zichzelf. De rem er eindelijk af. […]
Mede Mensch 32
Coulissen spelers
amma je hebt al duizend foto’s van me gemaakt’, zegt het kind en loopt verder tussen de lage heggen waar de zon over blad speelt. En een foto van een bloesem en een foto van een schoen, een foto van de lak op de dag. Uitbundige renner, tussen de heggen in het lege park. Een man met draaiende handbeweging, een sjaggie rolt op de schoot, lacht naar het kind. De bomen de bomen, het water het water, de meerkoetjes de meerkoetjes, de ronde paden de ronde paden langs borders borders, wiegen wiegen, praten praten over jaren jaren geschiedenis doorblazen. En de open schalenverpleegster in de lucht die het zonlicht schenkt schenkt. En het water water aan de andere kant van de dijk stroomt stroomt. De kade is de kade en de afrastering is de afrastering. De linten linten. Roodwit roodwit. […]
Mede Mensch 31
Flanken zijn gebaren, lijnen zijn gebaren, jassen zijn gebaren
n de lege wachtende bomen ploept nog geen enkel blad naar buiten. Maar er vlak naast staan lieflijk. Zachtroze te wenken met jonge bloempjes. Lichtpronken doen ze en lichtzinken en ze landen als kleine melodietjes lief en zacht, omdwarrelend neergedaald in het natte gras. De vogel is gealarmeerd, ineens stijgt de vogel naar de hoogste kale tak. De jongen nadert met zijn bundel. In zijn handen gespannen soepele lijnen naar de halsbanden van de honden die hij loodst door de stad. Dit is geen gewone bezigheid. Hier komt veel training bij kijken. Hij laat ze alle zes draven met de flanken naast elkaar, af en toe een pauze inlassend, daarna weer verder door de fietstunnel naar het andere eind van de stad. Al zijn stille commando’s (wenkbrauwen die optrekken, een elleboog die iets naar buiten steekt, de linkervoet naar binnen afgezet) vloeien naar hun volgzame motoren. […]
Mede Mensch 30
De toetsen versnellen en de vogels fluiten weer
et stijve lichaam zit neergepend op de bank. Uit het voorhoofd priemen ogen als op stekels naar voren van een vreemd onderzeewaterdier. De mobiele telefoon in beide handen zal kraken. De duimen drukken heftig in het ding dat contact kan maken met de andere kant van de wereld. Langzaam verschijnt er ijs in het dier van de kop. Op elkaar geperste lippen vormen niet meer dan een streep in het gezicht. Erachter ligt de singel open.
Dit uur kent het vleesdeadlinen in de kramp van de ziel. De lippen kunnen bewaren een samengeperste globe in het achterdochtscherm, projectiescherm, labelscherm, oordeelsscherm, valsscherm. Er is iemand rijp om eindelijk door iemand te worden uitgespuugd. De toetsen versnellen en de vogels fluiten weer. De boom wiegt licht, de storm is gaan liggen. Het antwoord zal een gegeven zijn dat kan worden herlezen. […]
Mede Mensch 29
U blijft maar komen
stond toch op het plein? In Praag.
Of. Langs de oevers van de Maas. Hier staat u, met uw krantje in uw hand in een rij. En dan kijkt u mij nadrukkelijk aan. Ik weet het, ongeloof woekert uit mijn blik. Waar u ook bent, waar ik ook sta. Op het plein in Lyon, op het terras tegenover het Prado. Uw baard doet Oost-Europees aan. Hij is vol. Lange grijze strepen verhullen uw mond. Uw mond lijkt weggestreept. Uw mond ligt diep verborgen. Gum een mond uit een gezicht en ogen zijn de brandende torens waaruit berichten worden gezonden. Niet de lachende tanden, plooien van de wangen, het kunnen nameten van goed gevormde welsprekende en niet zuinige lippen, maar de ogen. En uw schedel. Die is groot. Al deze werelden in uw haren. De wind waaide. Het was koud. Ik was op zoek naar het atelier van Zadkine in Parijs. Ik liep winderige bochten omver tussen hoge appartementwanden. Nergens een opening, een poort, een bordje. Ik zocht lang en het leek ver. […]
Mijn vriend de priester
Foto: Ton Huizer.
(door Ton Huizer)
Mijn vriend de priester is een eerbiedwaardig man. Een zachtmoedige, erudiete dienaar. Niet van de straat en toch van het leven. Het eeuwige leven.
We hebben het goed samen. Ik kan bij hem terecht met al mijn vragen. Meestal heeft hij een passend antwoord. En als hij geen passend antwoord voorhanden heeft, zegt hij me dat ik niet alles moet willen begrijpen. Een verstandig advies waarmee ik het dagelijkse slachtveld weer vol vertrouwen tegemoet kan zien.
In dat opzicht lijkt hij op mijn vriend de uroloog. ‘Ik ben pas continent als u het bent.’ Ik ben een bevoorrecht mens. Ik leef in een troostrijke omgeving. […]
Mede Mensch 27
Als een hoognodig rekwisiet
ij zit op de bank in het park en oh ja het park zit met haar mee. Grijze krullen, aangestaard door takken, de rimpels afgedrukt in de basten, haar handen weten al lang van het waaien met de woordvlagen in de windkinderen. Wanneer het windstil is, ja het is windstil in het park waar niemand zit en waar zij eigenlijk op ieder uur – zij kan op ieder uur weer verschijnen als een hoognodig rekwisiet. Want iedere dag is dezelfde dag, dezelfde trechtervorm waarin iemand glijdt als een zitter op een bank zich begeeft om nooit of in dat geval, voor altijd – . En overal is daar weer de overkant. De jonge aanplant tussen oude bomen, zij gedragen zich goed. […]
Mede Mensch 26
Toon onze paden in onze lichamen
et ritme klinkt uit het grind omhoog. Er worden voeten herplant. Het kan niet zo zijn dat een kiezelpad iemand vergeet, hij komt iedere dag. Het kiezelpad kent zijn interpretaties van de juiste stap. Hij weet dat zijn kiezelpad op hem wacht. Joggen, is een levensdraad, een terugkerend beweeglijk monument om aan voortgang betekenis mee te geven. Waarom zou je geen verhouding aangaan met een kiezelpad uit een ideële overweging? Overal gaan kiezels verloren en vallen zij uit de route om in het gras te verdwijnen, nog eens op te lichten in de schemer. Aan de rechterarm hangt zijn naar binnen gekeerde schil van zijn hand. Een verkleinde vrucht uit een ander land, met een naam zoals Rhodesië bijv. Zijn hoofd scheef op zijn romp. De benen ongelijk. Er rammelt voortdurend iets los. Er is een knoop geweest in zijn leven, jouw leven en mijn leven. […]