Al een tijd niet meer
eestal in de verte haar geruite blouse. Schuifelend en voorovergebogen. Op een gegeven moment de rollator. Na de stok kwam de rollator. Haar helder afvinkende irissen waarmee ze naar de singel. De bomen. Vogels in en uit onder luid gekrijs of zacht – vogels kunnen blaten, zei ze. Haar politieke held schreeuwde. Onweersbuien en er was niemand die op durfde te staan. Ze had er woorden voor. Ze had er geen woorden voor. Op de Schiekade, ineens. Zij daar? Starend naar een roodgeverfde gevel. Rode postvakken. Daar heerste het onrecht ook al. Pen uit het bundeltje op haar borst. Notities maken op de variabelen van de ongebreidelde modderstroom die onrecht heette. De wond wilde niet genezen. Been sleepte. […]