(door Peter de Knegt)
et is de maand van de filosofie. Dat betekent niet, dat we ons alleen deze maand bezig moeten houden met de fundamentele vragen rondom de zin van het leven. Als dichters en poëzieliefhebbers kunnen we het toch niet laten om veel vaker met zingeving bezig te zijn.
Van oudsher gaat het bij religie natuurlijk ook om vragen rond leven en dood. Logisch, dat dichters en dominees elkaar vinden, vaak in dezelfde persoon. Ziedaar: de dichter-dominee!
In de Nederlandse literatuurgeschiedenis komen we heel wat dichter-dominees tegen. Als eerste zou ik Hendrik Tollens willen noemen, geboren in 1780 in Rotterdam. In Het Park staat een standbeeld van hem. Hij dichtte: ‘Wien Neerlands bloed door d’ad’ren vloeit, van vreemde smetten vrij.’ Toen nog beoogd volkslied, dat zou nu niet meer kunnen.
Dan hebben we Nicolaas Beets, geboren in Haarlem, 1814. Zijn beroemdste werk: de Camera Obscura, onder het pseudoniem Hildebrand.
Vervolgens twee dominee-dichters die veel gemeen hadden: Peter Augustus de Génestet, geboren in 1829, en François Haverschmidt, alias Piet Paaltjens, geboren in 1835. Zijn bekendste werk is de bundel Snikken en grimlachjes. Ze leefden in dezelfde periode en hebben beiden veel tegenspoed in hun persoonlijk leven gehad. Ze verloren allebei een kind en hun vrouw op jonge leeftijd en hadden het met het leven en de zin daarvan toen wel zo’n beetje gehad. Haverschmidt verhing zichzelf in de echtelijke bedstee op 58-jarige leeftijd. De Génestet stierf twee jaar na zijn vrouw. Hij was pas 31 jaar.
Behalve overeenkomsten was er ook een belangrijk verschil tussen beide dichter-dominees. Haverschmidt was van de zware, soms cynische romantiek. Een peinzer, een piekeraar, een filosoof misschien. De Génestet bestreed de tegenslagen in zijn leven met een praktisch optimisme. Je zou kunnen zeggen, met een Rotterdamse levenshouding: niet lullen maar poetsen, geen woorden maar daden. We vinden dit onder meer in zijn gedicht ‘De practici’, dat hij schreef in 1860, één jaar voor zijn dood. Dit gedicht vond ik in de bundel die ik ooit van mijn vader kreeg, getiteld: Gedichten van De Génestet, volledige editie, aangeboden door de Stoom-Choc. & CacoaFabriek ‘KWATTA’ BREDA. Sponsoring van kunst door een snoepfabriek! Kom daar tegenwoordig nog eens om!
De practici
P.A. de Génestet (1835-1861)
Durf te leven! kwel u niet
Met te veel gedachten,
Werk uw werk en zing uw lied
Onder blij verwachten!
Vroom en vrolijk, fris en vroeg
Met de zonne wakker
Strek uw handen naar de ploeg
Op de grote akker!
Blik in ’t rond, doch wijd uw vlijt
Niet aan ’t speculeren;
Vriendje, hebt ge zoveel tijd
Tot filosoferen?
Mooi! zo komt ge juist van pas
Voor een tal van zaken.
Menig stal van Augias
Is nog schoon te maken!
Denken doodt en doen verlicht!
Op! de mens moet handlen;
Niet steâg met bedrukt gezicht
Als in dromen wandlen!
Kracht, gezondheid, raad en baat
Voor uw zielenoden
Is in d’arbeid, in de daad,
U van God geboden!
Werk en min, ziedaar de troost!
Bouw een huis op aarde!
Leef en sterf voor gade en kroost;
Kweek de schone gaarde!
Menig nokkend filosoof
Wien zijn huis bekeerde
Tot echt-menselijk geloof
Dat zijn kind hem leerde!
Wie, uit liefde, een heilige Plicht
Hart en hoofd wil geven
Zal zijn God en vrede en licht
Vinden in het leven;
Meer dan hij, die, suf en sip,
Dag en nacht blijft zoeken
Naar een reedlijk Godsbegrip
In de nieuwste boeken!