(door Manuel Kneepkens)
et woord cultuur betekent oorspronkelijk bebouwing van het land, later ook bebouwing van de geest. Cultuur is dus in eerste instantie sedentair. Er ontstaat een dorp, een stad.
En zo is het ook gegaan met de plaats die nu Rotterdam heet, voorheen het dorp Rotha. In de meeste plaatsen kan men die historie van de stad aflezen aan de gebouwen. Voor onze stad zou dat dan moeten zijn: de middeleeuwen, de renaissance, de achttiende en de negentiende eeuw.
Door het bombardement van 1940 is dat niet mogelijk. Maar bepaald niet alleen het bombardement, ook de ambitieuze sloop, die met de wederopbouw van de stad Rotterdam gepaard ging, is daaraan schuldig. Rotterdam moest en zou een Amerikaanse stad worden (het concept Manhattan aan de Maas in onze dagen is een late nabloei van die gedachte…). 154 erkende monumenten van de stad zijn toentertijd niet hersteld, terwijl dat wel gekund had. Zelfs het herstel van de Laurenskerk is kantje boord geweest. Zelfs die was men van plan te slopen. Dit veel te rigoureuze sloopplan wordt nu betreurd, maar er is uiteraard niets meer aan te doen.
Men zou zo zeggen wat men nog aan oude gebouwen heeft in Rotterdam, dat wordt gekoesterd door Rotterdam. Dat is helaas niet zo. Ik geef een voorbeeld: de snuif- en specerijenfabriek De Ster en de Lelie aan de Kralingse Plas. Deze uit 1770 stammende bebouwing is in 1979 ternauwernood aan de sloop ontsnapt. Een schenking van de Van Nellefabriek, die in dat jaar haar tweehonderd jarig bestaan vierde, en een motie (De Vries-Kagchel) in de toenmalige gemeenteraad hebben dat voorkomen.
En ook nu weer is het complex in gevaar. Niet de molens zelf, maar de met de molens verbonden ruimte, de zogenaamde karottenfabriek. (Een karot is een tot wortelvorm samengeperst aantal tabaksbladen, dat tot snuif vermalen wordt.) Die karottenfabriek staat leeg nu en onderhoud wordt er niet meer aan gepleegd. Zodat de kans tot verval niet denkbeeldig is.
En dat is doodzonde, want wat hebben nog verder in Rotterdam aan gebouwen ouder dan 1770? De Laurenskerk (1449-1525), het Schielandshuis (1665), het Zakkendragershuisje (1653) in Delfshaven, de Hillegondakerk in Hillegersberg (kansel uit 1620), en dan heb je het zo ongeveer wel gehad. Rotterdamse oude monumenten kun je op de vingers van een verminkte hand tellen.
We leven in en tijd van crisis en bezuinigingen. Dat betekent dat er ook op cultureel terrein prioriteiten moeten worden gesteld, daar helpt geen moedertje lief aan.
Je zou zo zeggen, eerste prioriteit zou toch moeten zijn het behoud van die paar oude gebouwen die we hebben. Als je in Amsterdam of Maastricht woont, waar een overvloed aan oude gebouwen is, dan zou je er als burger enig begrip voor kunnen opbrengen dat er op het onderhoud van een of twee gebouwen bezuinigd wordt. Maar dat Rotterdam dat doet, dat nauwelijks oude monumenten heeft…!
Hier wreekt zich het gebrek aan cultuurbeleid in Rotterdam en met name aan cultuurhistorisch besef. Dit laatste wordt nog eens pijnlijk aangetoond door de sluiting in 2012 van het Historisch Museum in het Schielandshuis. Rotterdam is van vandaag en morgen, Rotterdam wil niet van gisteren zijn…
Zou iemand nog weten dat ooit de snuif- en specerijenfabriek De Ster en de Lelie in de 19e eeuw bekender in de wereld was dan de Rotterdamse haven? En zelfs vandaag de dag is wereldwijd de snuiffabriek nog zeer bekend. Dit in schrille tegenstelling tot de bekendheid in eigen land en eigen stad…
Dat komt omdat in Nederland het snuiven van tabak als gewoonte vrijwel is verdwenen. (Als je vandaag de dag in een zeker Rotterdamse gezelschap de vraag wordt gesteld: ‘Snuif je?’, dan slaat dat op coke…!)
De genadeslag voor de karottenfabriek viel begin jaren zestig. Toen sloten in Limburg de mijnen. Mijnwerkers was het verboden te roken ondergronds. Toch was de behoefte aan tabaksconsumptie onder de mijnwerkers groot. De Mijnstreek was dan ook de voornaamste afnemer van de Rotterdamse snuiffabriek.
In de jaren tachtig is onder leiding van molenaar Harrewijen en later molenaar Jaap Bes met een enthousiaste groep vrijwilligers toch weer een doorstart gemaakt met de specerij- en snuiffabricage. En wordt zowaar een bescheiden omzet gemaakt met export naar het buitenland.
Want in elders in de wereld wordt er nog wel degelijk veel tabak gesnoven. In Azië bijvoorbeeld. In Thailand was en is onze snuiffabriek zodanig bekend dat de koning van Thailand, Bhumibol, bij zijn bezoek aan ons land in 1960 ook de snuiffabriek had willen aandoen. Door omstandigheden is dat niet doorgegaan. Zijn bezoek beperkte zich toentertijd te Rotterdam tot het hospitaalschip Henri Dunant en… de zojuist geopende Euromast.
Vandaag openen wij het belevingshek, waarop inzichtelijk de geschiedenis en werkwijze van de snuif- en specerijenfabriek De Ster en de Lelie is aangebracht. Mooier was geweest dat ook het zaaltje van de karottenfabriek als permanente tentoonstellingsruimte in gebruik had genomen kunnen worden, maar daar ontbreekt vooralsnog de politieke wil voor (en dus ook het geld). Dus doen we het nu zo.
En ik beschouw het dan ook als een grote eer, dat ik, als Rotterdammer, afkomstig of all places uit de Mijnstreek… dit belevingshek mag onthullen.
Ik wil dat doen met een gedicht… want ‘even wat poëzie opsnuiven’, dat lijkt mij hier vandaag zeer op zijn plaats.
De Plasmolens
De Plasmolens zien toe
wijsneuzig wiekend
middag na middag, ochtend na ochtend
Hoe het wit plezier van zeilboten ’s zomers
langzaam overgaat
in de bevroren adem van schaatsers, ’s winters
Ach, Plasmolens, als heel dit tabaksbruin
najaarsdorp Kralingen
behoren jullie
de scharlakenrode mondschilderes
Mevrouw Zonsondergang
Zie, hoe zij goudgeel vereeuwigt
haar beide stokoude minnaars
De Ster en De Lelie
Gelukzalig lieflijk
als spanen doosjes
snuiftabak
Toespraak van Manuel Kneepkens bij de presentatie van het Belevenishek, 14 december om 14 uur, Plaszoom 356, Rotterdam-Kralingen
De Ster en de Lelie zijn te bezichtigen elke tweede zaterdag van de maand, als de molens draaien en op afspraak (tel 010-5216759 of 010-4526287)

Kralingse Plas (beeld: Flip Kolet)