De gestalte
ommige meeuwen naderen tot aan de rand van de voeten en wijken terug.
Alsof ze twijfelen of de gestalte hun gunstig gezind is, de gestalte die met zijn rug naar het water staat en daarin gespiegeld wordt. Misschien dat ze de tijd nemen om te wennen aan de vreemde gelijkenis van de gestalte met zijn spiegelbeeld. Dat in de gele ogen van de meeuwen, een vreemde dubbele vorm vanuit de lucht viel waar te nemen. Eerst de gestalte van bovenaf gezien als een stip die begon bij het hoofd, daarna de langgerekte kribbelende vorm die uitliep in de stip van het dwarrelende hoofd. Twee vormen hadden met elkaar te maken, hoe precies wisten de meeuwen niet.
Het park is een lege huls en deint niet meer als een gek. Gisteren raasde de storm. De zes meeuwen scharrelen om de gestalte heen die onbewogen blijft voor hun aanwezigheid. Geen armbeweging wil voedsel uit een jaszak pakken. Morgen zal de gestalte misschien woorden vinden waarmee hij een tijdje rondloopt door een hal die uitmondt in een vollijvige kamer. Dan zal de plas zich weer gedragen als een jong meisje dat een naam draagt zoals Eva. Een jong meisje waarin veel ruimte vlak ligt uitgespreid tussen jonge vlakke organen met een even vlak gezicht. Eva ligt bij het leven. Zoals jong bij het leven ligt.
Bij de snelweg die langs het park richting Den Haag loopt.
De meeuwen vliegen op en vliegen van Eva en de gestalte weg.
Peggy Verzett