En die hebben geen geld, geloof me maar
‘aar zoveel verandert er niet,’ zei hij en onthoofde de vis, ‘kan nog vijf jaar duren en wanneer ze het vinden komt het volgende hoofdstuk, want wie bepaalt wie eerst en…’
De context verscheen langzaam, de context van de laatste maanden die overal welig lag te gapen, bleef tevreden over alle aandacht.
We deinen in een soort groene gel van een grote onwetende zee. Waar komen we terecht? In een bootje of tegen de kust gekwakt, in een huiskamer onder het brandende licht van de schemerlamp, in het onveilige vel van de stilstand gehesen, iedere avond wachtend op verlossing.
Een plastic zak erom heen, de vis werd ingepakt en hupsakee.
‘Op het einde van de dag gooien we de zak met vissenkoppen en -vinnen verder op, die zakken worden iedere dinsdag meegenomen door dezelfde groep mensen en die hebben geen geld, geloof me maar.’ De lucht hing helder in een lichtblauw oog. Een uitzonderlijke mooie winterdag. We mogen alles van de lucht. Pijnappelklieren activeren, eerste ogen wakker maken en nog meer zien in de Sahara van onze gewetens.
Peggy Verzett