‘Tut rostut’berezy’
et genoemde daalt en valt naast een magnolia op de grond. Die haar roze knoppen nog gesloten houdt. De bries is koud, de bries is oud en de bries kent het bloed van de spreuk uit de wereldwond. De kleine cascade nog eens: ‘hier staan berkenbomen.’
Door iemand opgemerkt naast Queen Magnolia. Ja, zij kan ieder moment haar sieraden rinkelen. Een soldatenvoet hangt; van een trap uit een flardige gevel steekt. Waaien doen plastic vlerken in de wind en hier staan berkenbomen in een tuin waar het jonge meisje op ontluiken. Weer de vrouw die door haar gebombardeerde gang zich een weg baant – dat moet een schilderij zijn van een familielid. Misschien is dat haar lederen tas aan de kapstok die nog heel is. Wind blaast door gaten, gordijnen zwanger. Het opbollen. De vrouw voorzichtig. Tussen alle omver gebombardeerde scherven die haar voortgang versperren. Steeds zijn er berkenbomen met smalle stammen en breekbare horizontale donkere lijntjes in de basten. Geschreven regels, geschreven rimpels. ‘Hier staan berkenbomen.’
In het Oekraïens?
Fonetisch klinkt; Tut rostut’berezy.
Peggy Verzett