‘Korstje, nog korstje’
oor de schildpad in de ochtend, klinkt het; ’korstje, nog korstje’.
Het afnemen van de zomer is een kraai die zijn vakantieboek uitleest en naar de bieb terugvliegt. En wat er nog. Nog, dan, nog dan een hip hip. De zomer die een nazomer kent zal zijn vleugels nog ver en warm kunnen spreiden.
Het broodachtige ligt verspreid op het gras.
Langs de smalle kant van het water, schokken, vloeistoffen en geluiden.
Zijn houten trapje in de zomerklaarte toen hij zijn schild trok uit het water. Toen hij de schuld trok uit de kater en weer in de rest van het seizoen een koudgloeiende cowboy werd.
Toen de oorlog er met onze rozetten op onze voorhoofden, vandoor ging.
Toen het water met zijn onderwerpen morste.
En weer roept het; ’Korstje, nog korstje’.
September roept al en nog eens.
Het broodachtige ligt verspreid op het gras.
Peggy Verzett