Van twee wallen
ijn mening leek op een pony van papier die te dicht bij een vuur in een weiland stond. Na een paar dagen, krulden de hoeven aan de randen al zwart, en nog verder naar boven sloegen bruine tongen op de rug toe. De staart lag als eerste in bruine snippers. Mijn mening zag er kinderachtig uit. Mijn mening was begonnen, avonden ervoor toen de meningsvorming uit de hand liep. We hielden ons bezig met een onderwerp dat al zo vaak herhaald was dat het al uitgebeend lag nog voordat het gesprek had aangevangen. Eigenlijk hadden we niets te doen. We verveelden ons. Het was koud en we voelden ons voorjaarsvrij. We schitterden onder het gewicht van ons nietsdoen. Overal hingen niet kenbare gewaden en wij konden er niets aan doen. De tijd druppelde voort door een gigantische tijdloper. We waren terechtgekomen in de vernauwing van een onvervalste tunnel. Ik zei het ene en ik zei het andere en dat kon niet want ik at van twee wallen, zeiden ze. Ik moest een zijde kiezen en me aansluiten of wegwezen. Ik koos een zijde en hield die een tijdje vol. Maar nu heb ik die mening achter me gelaten en voel ik me weer vrij. Nu loop ik weer op straat van de ene stoep naar de andere en steek over wanneer ik wil. Nu kan ik weer diep religieus in God geloven en tegelijk diep anarchistisch zijn. Ik houd weer met mijn ene hand, één enkel van God vast en de andere leg ik op mijn oog om daarmee het huilen te bedekken wanneer ik in de hoogste nacht, mijn existentie niet kan thuisbrengen. De specht in de tuin is al twee weken bezig met het hameren van zijn nest. Hij hamert en hamert. De lucht trilt ervan.
Peggy Verzett