Ik zou heel eerlijk gezegd vandaag niets liever willen dan
et de trein naar het zuiden rijden, naar Jean Jacques.
Omdat we elkaar een mail stuurden en daarin een juist punt in tijd en plaats hebben afgesproken waar we elkaar vroeg in de nog mistige ochtend ontmoeten op het treinstation.
Hij raadde aan om wandelschoenen te dragen – in het gebied kunnen de paden worden onderbroken door enkele plaatsen waar de zichzelf slingerende beekjes half overstromen en delen lichtjes onder water zetten.
Een schrift in mijn rugzak, een 2B potlood dat diepzwarte notities kan maken op de blanke bladzijden van mijn determinatietabellenschrift. We gaan het landschap in zijn geheel opnemen vanuit verschillende punten op de kaart van het gebied. We hebben afgesproken dat de vorm die we trekken op de kaart, zich min of meer als een cirkel moet kunnen gedragen.
Maar het idee hoeft niet al te nauw worden genomen. We moeten de gang van de beekjes in het gebied kunnen blijven volgen.
Onze cirkel kent een kleine hoekige uitschieter naar links, een licht overspannen cirkel, dus. En dat is OK, schreven we naar elkaar, dat is OK, het gaat om de intentie en de ogen en de verbinding daartussen.
Het zal goed wandelweer zijn, ik heb brood meegenomen voor ons beiden en een grote waterfles met twee bekers. Twee appels ook voor de dorst.
Ik verheug me op zijn ogen en die van mij en hoe wij samen, op details inzoomen van bloemen en schors, van kevers die kruipen over ons pad met oranje lijfjes en vleugels.
En dat wij ook onderweg soms moeten wateren is geen enkel probleem want we kiezen beiden onze favoriete plant, de varens staan overal langs de route.
Onze eigen varen kiezen, midden in de kruin mikken wanneer we moeten urineren. En dan wandelen we verder.
Peggy Verzett