k wandelde gisteren tussen de Linge en de Lek
Modderig heel maar schoon heel en stil deed
taal op slot
Dag met eigen auto’s, verdorde plantenresten,
ik liet ons zwijgen tussen begin en einde
naar elkaars dauwvlies staren als
of ongeboren nog we tintelden wij van de stilte
seismografen
Vogels begonnen, een ploeg stond
met geknikte nek tot op de grond
Onze liedjes en het gewas dat nog niet
zacht voelde
Mijn gezicht in ontspanning goudbevroren
maar al roosachtig in gedreven volstromen
Peggy Verzett