(door Peter de Knegt)
ls ik dit schrijf is het 14 december. Nog tien dagen dan is het kerstavond. Stille nacht, heilige nacht. Ook dit jaar zal dit meest universele kerstgedicht ontelbare keren klinken in vele talen. Bij veel mensen zal dit herinneringen oproepen.
Bij ons thuis haalde mijn vader met kerst alle muziekinstrumenten die we in huis hadden tevoorschijn. Mijn vader speelde dwarsfluit, mijn broer kreeg de piccolo, mijn zussen speelden blokfluit en ik de citer. Uit het hoofd schreef mijn vader voor elk instrument de te spelen partij. Na een paar keer oefenen, waarbij iedereen ook moest zingen natuurlijk, klonk het best aardig. Stille nacht, heilige nacht. Zag ik zelfs emotie bij mijn vader?
Mijn vader was muzikaal. Hij speelde voor de oorlog al in een orkest. Toen hij in 1943 in Duitsland moest gaan werken nam hij zijn dwarsfluit mee. In het werkkamp richtte hij een zangkoor op. Dat kwam ik te weten toen ik na zijn overlijden zijn persoonlijke spullen uitzocht. Ik kwam ook te weten in welk kamp hij had gezeten. In Neugraben, bij Hamburg. Op internet vond ik de naam van een Vlaamse dwangarbeider, die in hetzelfde kamp had gezeten als mijn vader. Jef Horemans vertelde over zijn oorlogsavonturen en zijn zoon zette zijn verhalen op internet.
Kerstmis 1943
Voor de barak hoorden we stemmen. We gingen een kijkje nemen en zagen een vijftiental mannen staan die op ons gewacht hadden om ‘Stille nacht’ aan te vangen. Geboeid stonden we te luisteren in de donkerte van de sterrenhemel. We werden er stil van en in gedachte verplaatsten we ons, ver weg van Neugraben naar onze familie, die we al zo lang moesten missen. Na het kerstlied zong het koor een lied over onze lage landen: ‘Waar de blanke top der duinen.’ Het werd voor verschillende mannen van de kamer te veel, er rolden tranen over hun wangen. Op zo een ogenblik kan je moeite doen om je ertegen te verzetten, maar de waterlanders tegenhouden dat kan je niet. Terwijl de zangers verder gingen, ze wilden nog voor andere kamers zingen, gingen wij naar binnen en we schaamden ons niet, als we met betraande gezichten elkaar bekeken.
Toen ik dat las, zestig jaar na de oorlog, begreep ik pas waarom mijn vader met kerst zo graag en met zoveel emotie ‘Stille nacht’ ten gehore bracht.
Bij de spullen van mijn vader trof ik ook een tijdschriftartikel aan uit 1968, getiteld ‘Stille nacht 150 jaar’. Dit artikel vertelt over de bijzondere ontstaansgeschiedenis van ‘Stille nacht’.
Kerstavond 1818
In het Oostenrijkse Oberndorf belooft het een bijzondere kerkdienst te worden. Het orgel is stuk en kan niet op tijd worden gerepareerd. De jonge priester Joseph Mohr wil toch dat er gezongen wordt met kerst. De tijd gaat dringen, hij heeft nog maar een dag.
Mohr was geen groot dichter, maar het enige kerstgedicht dat hij geschreven heeft, kwam recht uit het hart. Hij legde het voor aan zijn vriend de organist Franz Gruber, die ook gitaar speelde. De tekst ontroerde Gruber door de eenvoud en oprechtheid. Een paar uur later had hij de muziek al klaar, voor twee solostemmen, koor en… gitaar. Voor het eerst klonk ‘Stille nacht, heilige nacht’, in een dorpskerk in Tirol.
Tekstdichter Mohr en componist Gruber stierven in armoede. Pas na hun dood begon ‘Stille nacht’ aan een wereldwijde triomftocht, die voortduurt tot op de dag van vandaag.
Hier volgen het eerste en zesde, tevens laatste couplet van de originele Duitstalige versie. De Nederlandse tekst is een vrije vertaling met een protestantse bril op. Men vond de tekst van priester Mohr hier kennelijk iets te katholiek.
Stille Nacht
Tekst: Joseph Mohr (1792-1848)
Muziek: Franz Gruber (1787-1863)
Stille Nacht! Heilige Nacht!
Alles schläft, einsam wacht
Nur das traute hoch heilige Paar
‘Holder Knab’ im lockigen Haar,
Schlaf in himmlischer Ruh’,
Schlaf in himmlischer Ruh!’
Stille Nacht! Heilige Nacht!
Hirten erst Kund gemacht
Durch der Engel. Hallelujah
Tönt es laut von fern und nah:
‘Christ, der Retter ist da,
Christ, der Retter ist da!’