
Manuel Kneepkens in gesprek met Bas Kwakman. Foto: Gereon Bargeman.
(door Astrid Koelemeijer)
Afgelopen zondag vierde jurist, voormalig politicus, tekenaar, maar vooral dichter Manuel Kneepkens zijn 75e verjaardag bij Boekhandel Donner aan de Coolsingel met de presentatie van twee nieuwe bundels, de dichtbundel Zuid-Limburg aan zee en de verhalenbundel De diepslaper, geschreven getrouw aan het motto van Bob den Uyl: ‘Een verhalenbundel is een roman waar de saaie stukken uit zijn weggelaten.’ Een ‘grande parade’ van dichters en uitgevers betrad het podium van Donner, aangehoord door een publiek dat in groten getale op dit Rotterdamse feest met een Limburgs tintje was afgekomen.
Er was Rien Vroegindeweij, die als voormalig collega van literair tijdschrift Rotterdams Mooi (heeft vanaf 1976 vier nummers bestaan) het spits afbeet met een van de gedichten uit Zuid-Limburg aan zee.
Gevolgd door Jana Beranová, mederedacteur van hetzelfde tijdschrift, die vooral Manuels inzet voor de instelling van het stadsdichterschap in Rotterdam in herinnering bracht, en als dank (Beranová was stadsdichter van Rotterdam van 2009 tot 2011) een van haar stadsgedichten voorlas: ‘Meisje van maandag’, over Luna, een vondeling die door burgemeester Aboutaleb in de burgerlijke stand te Rotterdam werd ingeschreven en zo een naam kreeg. Als blijk van dank ook overhandigde Jana Beranová de bundel met haar stadsgedichten (Stad in de watten, ‘een collector’s item!’) aan de jarige dichter.
Er was Chrétien Breukers, die andere zoon van Limburg en uitgever van eerdere dichtbundels van Kneepkens, die wist te vertellen dat Manuels verjaardag vandaag flink gevierd werd in Limburg en dat die mensenmenigte niet kwam door het carnaval. Hij las het eerste gedicht uit Zuid-Limburg aan zee voor, ‘Tuin van Eetlust’, en maakte er een quiz van. Voor degene uit het publiek die wist welk woord in dit gedicht was vervangen door een ander woord (ten opzichte van de oorspronkelijk versie van het gedicht uit Kneepkens’ gelijknamige debuutbundel), zou hij een prijs verzinnen. Als enige wist Bas Kwakman het antwoord, Wagner was vervangen door Eros, want, legde Kneepkens uit, ‘Wagner kan in deze tijd echt niet meer’.
Er waren Dirk Kroon, medeauteur bij uitgeverij Liverse, waar de twee nieuwe bundels van Kneepkens nu verschenen zijn, en Kees Klok, redacteur van de Bordeauxreeks van uitgeverij Liverse (‘uit Dordrecht, maar gelukkig hebben we een grote buitenwijk die Rotterdam heet’), de reeks waarin Zuid-Limburg aan zee verschijnt. Klok overhandigde Kneepkens feestelijk de eerste exemplaren van zijn jubileumbundels.
Er was ten slotte Bas Kwakman, in het dagelijks leven directeur van Poetry International maar daarnaast ook schrijver én tekenaar, en de volgende auteur die het podium van Donner zal betreden als hij op 10 maart zijn Hotelkamerverhalen presenteert: een bundeling korte verhalen over zijn wonderlijke reizen als festivaldirecteur, verlucht met tekeningen van de hotelkamers waarin hij verbleef (Kwakmans tekeningen worden van 1 tot en met 5 maart digitaal geprojecteerd tijdens het StAnza pöeziefestival in St Andrews, Schotland). Kwakman, die ook Limburgse roots blijkt te hebben (zijn moeder komt ervandaan), voerde een gesprek met Kneepkens, die geanimeerd sprak over zijn Limburgse afkomst, uit het ‘kolendorp’ Terwinselen, en dus niet zoals velen denken uit Heerlen, waar zijn vader een warenhuis had, wat zoonlief in de gelegenheid stelde ‘hele dagen te vertalen op het gymnasium’. En over zijn komst naar het westen (eerst naar Leiden om daar rechten te studeren – hij móest naar Leiden, want als groot bewonderaar van Adriaan Roland Holsts Een winter aan zee dacht hij dat als hij maar dicht bij zee zat en het raam open zou zetten de gedichten wel aan zouden komen waaien – en vervolgens naar Rotterdam waar hij als docent criminologie jarenlang aan de Erasmus Universiteit was verbonden en ten tijde van Fortuyn als fractievoorzitter van de Stadspartij in de gemeenteraad belandde). En en passant over hoe je Geert Wilders moet aanpakken: ‘Na alles wat hij roept, roep je gewoon “Pom pom alaaf!”, want dat zijn ze daar in Limburg gewend, om daarna nog een biertje te nemen en over te gaan tot de orde van de dag.’
Natuurlijk was er ook wat te mopperen, Kneepkens kondigde aan zich te allen tijde te verzetten tegen het ontleden van de poëzie door deze te reduceren tot statistische gegevens zoals Kwakman dat deed (‘Weet je welk woord het vaakst voorkomt in je bundel, Manuel? Zwart!’). Al kwam de dichter wel met een verklaring hiervoor: hier werd natuurlijk niet de mijnstreek mee bedoeld, dat zou te veel voor de hand liggen, maar de schaduw, want over alles hangt wel een schaduw, die je zo klein mogelijk moet proberen te houden. Waarna weer boeiende betogen, over het socialisme waarover altijd de schaduw van het stalinisme hangt, en over het rechts-populisme, waarover de enorme schaduw van het fascisme hangt. En waarna de middag in vreugde eindigde met het heffen van het glas.