(door Liliane Waanders)
Raar eigenlijk, dacht ik, toen ik naar Peter Bergsma stond te luisteren die het juryrapport van de Brockway Prize 2015 voorlas. Raar dat ‘het belang van de dichters en de vertaalde werken’ zwaar meeweegt bij het toekennen van de tweejaarlijkse prijs voor poëzievertalers uit het Nederlands.
Raar dat de reputatie van een dichter meetelt bij het toekennen van een oeuvreprijs aan een vertaler. Wie stelselmatig debutanten vertaalt, kan lang wachten op een nominatie, hoe goed die vertalingen op zich ook zijn.
(De overige criteria zijn: de kwaliteit van de vertalingen, het curriculum van de vertaler en de hoeveelheid zelfstandige uitgaven.)
Veel tijd om daar verder over na te denken had ik niet, want Peter Bergsma las gewoon door.
‘Bij het beoordelen van poëzievertalingen is de vraag in hoeverre de vorm van de teksten bevredigend is overgezet uiteraard cruciaal, waarbij onder vorm dan vooral een consequent vocabulaire en een consequente omgang met register, ritme, “eigenaardigheden” en diverse soorten rijm moeten worden verstaan. Daarnaast vormen de precisie en het stilistisch inlevingsvermogen waarmee het werk is verricht belangrijke toetsstenen.’
Zover was hij inmiddels al, terwijl ik nog nadacht over wie als dichter belangrijker is: Hugo Claus, Cees Nooteboom of Lucebert (zij werden vertaald in het Duits vertaald door Maria Csollány, Ard Posthuma en Rosemarie Still – samen met Stefan Wieczorek genomineerd voor deze editie van de prijs, maar omdat hij Frans Budé, Paul Bogaert, Marc Kregting en Els Moors vertaalde, leek de kans dat hij zou winnen bij voorbaat uitgesloten).
Ik heb net het hoofdstuk over literatuur in Nederlandse kunst in de wereld: literatuur, architectuur en beeldende kunst 1980-2013 – waarvoor Ton Bevers, Bernard Colenbrander, Johan Heilbron en Nico Wilterdink verantwoordelijk zijn – gelezen.
Als één auteur het in het buitenland – en in Duitsland in het bijzonder – goed doet, is dat Cees Nooteboom. Hij scoort het hoogst als het gaat om het aantal vertalingen, het aantal artikelen aan hem en zijn werk gewijd, het aantal vermeldingen in Engels-, Frans- en Duitstalige bronnen, het aantal academische en specialistische publicaties aan een Nederlandse schrijver gewijd en het aantal gewonnen prijzen. Alleen als het om bestseller in Duitsland gaat moet hij een ander – Maarten ’t Hart – voor laten gaan.
Ik geef Ard Posthuma dus een goede kans.
‘Na zorgvuldige vergelijking van bron- en doelteksten is de keus van de jury unaniem gevallen op Ard Posthuma, en dan in het bijzonder op zijn vertaling van de bundels Licht overal (Licht überall) en Zo kon het zijn (So könnte es sein) van Cees Nooteboom.
Wie de “Duitse Nooteboom” van Posthuma leest, heeft geen enkel moment het idee met een vertaling van doen te hebben. Posthuma heeft een fijn gevoel voor zinsvolgorde en schroomt niet componenten te verplaatsen in het belang van het ritme. Hij geeft er in zijn vertalingen blijk van goed ingevoerd te zijn in zowel de Nederlandstalige als de Duitstalige dichterlijke traditie en neemt, ook al klinkt dat op het eerste gezicht misschien tegenstrijdig, telkens de vrijheid om zo dicht mogelijk bij de geest van de oorspronkelijke poëzie te blijven, waarbij hij precies weet hoever hij kan gaan. Posthuma betoont zich hiermee een groot vakman en een voortreffelijk bemiddelaar tussen de twee talen.’
(Ook zijn vertaling van Een dag (Ein Tag) van Rozalie Hirs werd genoemd als reden van nomineren.)
Na een uitgebreid dankwoord – waarin veel dichters genoemd worden, maar zijn vrouw ook niet ontbreekt (zij behoedt hem voor het kiezen voor niet al te adequate oplossingen) – geeft Ard Posthuma in een gesprek met Daniël Dee en Erik Lindner in het Poëziecafé toe dat er schrijvers zijn die onmogelijk te vertalen zijn. Federico García Lorca bijvoorbeeld. Er zou te veel verloren gaan als een vertaler zich tot het omzetten van alleen maar de woorden zou beperken. Alleen een multimediale vertaling zou García Lorca recht doen, volgens Ard Posthuma.
En eigenlijk zou iedereen zijn lievelingsschrijver Franz Kafka in het Duits moeten lezen. ‘Als je Kafka vertaalt, verlies je in elke zin twintig procent. En wat blijft er dan over: zoiets als een roman van Brakman.’
Toch gaat Ard Posthuma zich aan Franz Kafka wagen. Om Kafka recht te doen, vertaalt hij diens proza in poëzie. Een eerste proeve van bekwaamheid staat op Tzum.