(door Liliane Waanders)
Haar gedicht deed hem denken aan dat gedicht van Allen Ginsberg. Dat aan Simon Vinkenoog opgedragen gedicht over ‘wat de zee uitbraakt in Vlissingen’. Hij had het net als ik twee dagen daarvoor gehoord en gezien tijdens de opening van de 47e editie van Poetry International. Allen Ginsberg mocht de avond openen en sluiten (o, jee dacht ik: de ster van het festival zal achteraf toch niet deze dode dichter blijken te zijn, want hij maakte wel heel veel indruk, maar dan vooral aan het begin van de avond, met ‘September On Jessore Road’).
Hij heeft gelijk, dacht ik, toen die man dat zei. Maar ik moest toen Myrte Leffring in het kader van de Language & Art Gallery Tour haar ‘Er zijn’ in Galerie V’Arts las vooral aan mijn moeder denken en aan het werk dat ons te wachten staat.
Er zijn
Er zijn tassen van moeders, vaders.
Er zijn gereedschappen, keukenmachines, een bontmantel.
Er zijn ordners vol, er zijn kookboeken, uitgescheurde recepten
vol olie of kaneel. Er zijn kostuums en schoenen. Paraplu’s. Jassen.
Er lekt iets. Er zijn sieraden. Blikjes kattenvoer. Van toen Moortje er nog was.
Augurken in de koelkast. Een aangebroken pak yoghurt.
Een tuinslang op een haspel. Brieven. Van hem. Aan haar.
En andersom.
Er zijn fietsen. Daarin het zand van de aardappelen
die zij vorige week aten. Het geritsel van een plastic zakje
op de bodem. Er zijn bankpassen. Telefoons.
Een knopendoosje, nog van oma geweest. Tafelkleden, een gieter.
Ansichtkaarten uit musea, binnen- en buitenland. Er zijn pennen.
Er zijn sporen. Kruimels onder de draaistoel.
Een hoopje gravel wacht geduldig onder de kapstok.
Er zijn klussen die gedaan moeten worden.
(uit: Om je schouders hang ik de nachten, 2015)