
De jongen van de Schelde
isschien dat ze zich vervelen achter hun voortgenummerde gezichten.
De vrouw zit bij de droge kale plant. In haar gezicht een smalle vijver, grotendeels onzichtbaar. De jongen op afstand in een filter. Durft naar niemand een hand uit te steken.
In zijn land een Schelde zeker. Waar hij slapende dieren bekijkt die niet van hem zijn.
Hij had de hele vorige maand moeite met de omheining. Handig als hij was, kreeg hij het niet voor elkaar. Dat was niets voor hem, handig als hij was.
Er bewoog een onderstroom in het weiland die liet verschuiven, verschuiven. […]