(door Liliane Waanders)
Hoewel Abdelkader Benali inmiddels al weer jaren in Amsterdam woont, verloochent hij zijn Rotterdamse roots zelden. Terwijl hij niet eens in Rotterdam geboren is, maar in Ighazzazen.
‘I is Ighazzazen. Volgens de achterflap van Bruiloft aan zee ben ik daar geboren. Mooi dorpje, maar niks voor de argeloze toerist’,
schrijft hij in Het ABC van Bruiloft aan zee (in: Berichten uit Maanzaad Stad) over het dorpje in de Rif.
Hij was vier toen hij samen met zijn moeder en zijn zus naar Rotterdam kwam, waar zijn vader na veel omzwervingen wortel schoot en slager werd.
‘In 1979 trokken je oma, je tante en ik in bij je opa. Hij woonde op de Messchertstraat in Rotterdam-West, een zijstraat van de Vierambachtsstraat, die in die tijd een aardige, levendige winkelstraat was met een luxe elektronicawinkel en een ouderwetse aardappelboer.
Na nieuwe westerse kleding gekocht te hebben liepen we het nabijgelegen park in waar mijn vader foto’s van ons maakte. Je ziet mij naast je tante Samira staan, open, nieuwsgierig, ondeugend. Wat je ziet zijn kinderen die een dosis optimisme hebben meegekregen.’
Zo beschrijft hij zijn komst naar Nederland in Brief aan mijn dochter, net verschenen en bedoeld om zijn inmiddels wel, maar bij aanvang van het schrijven van wat uiteindelijk Brief aan mijn dochter werd nog niet, geboren dochter voor te bereiden op het leven dat haar wacht.
Over dat overkomen zei Samira Benali dit:
‘Toen Samira’s vader zich eenmaal als middenstander in Rotterdam had gevestigd, liet hij zijn vrouw en twee kinderen overkomen. “Het nieuwe bestaan was niet zonder meer rooskleurig,” vertelt Samira. “Er is een natuurlijke spanning tussen de avonturier en de middenstander. Een middenstander is conservatief en gehecht aan een bepaalde plek. Hij is zuinig en leeft volgens vaste waarden en normen. Vader verenigt dus twee karakters in één ziel. Dat veroorzaakt een grote onrust bij hem. Aan de ene kant is er de middenstander die anderen moet afzetten om rijk te worden, om het zo maar eens te zeggen; aan de andere kant is er de avonturier die anarchistisch leeft en zijn kameraden helpt en door hen geholpen wordt. Dat zijn totaal verschillende persoonlijkheden. Tot nu toe wisselen die twee elkaar af, elke dag.”’
tegen Anil Ramdas toen hij haar interviewde voor Het geheugen van de stad, het boek dat hoort bij een tentoonstelling Rotterdammers die tot 2010 in het Wereldmuseum te zien was.
Even daarvoor had ze over haar vader al dit gezegd:
‘“Maar,” zegt Samira, “hij heeft helemaal niet het karakter van een avonturier. In ieder geval niet de souplesse die je zou verwachten. Hij is juist stug, onbuigzaam bijna en tamelijk stil. Behalve tegen mijn moeder. Met haar praat hij veel, onophoudelijk zelfs.”’
Benali is in Brief aan mijn dochter minstens even openhartig als zijn zus toen tegen Anil Ramdas. Zeker als het om de geschiedenis van de familie gaat. Want – en daar wees hij tot nog toe nog nooit zo nadrukkelijk op – het migreren ging zijn ouders (en ook die van zijn vrouw) niet in de koude kleren zitten.
‘Ik zei het al: onze ouders vreesden de wereld om hen heen. We groeiden op met wantrouwen en argwaan, alsof de wereld die we bewoonden tegen een veel te hoge prijs aan ons was verkocht.’
De overgang van de ene naar de andere wereld, was groot. Er moest in korte tijd veel ruimte en tijd overbrugd worden:
‘Jouw grootouders kwamen uit een wereld waarin het dorp het centrum van de wereld was, of beter gezegd, waarin alles werd bepaald door de onderlinge relaties, de band met het land en de opbrengst van de oogst.’
Benali beschrijft hoe hij probeert aan de beklemming in de ouderlijke woning te ontsnappen en op ontdekkingstocht gaat in die door zijn ouders gewantrouwde wereld. Eerst letterlijk door aan de aandacht van zijn ouders te ontsnappen – zijn eerste ‘uitstapje’ bracht hem naar de Mathenessersingel, waar hij een gesprek aanknoopte met een visser – later figuurlijk door in boeken te verdwijnen.
Uitgerekend in Rotterdam, de stad die nog zo op zoek was naar zichzelf
‘De stad had haast om zichzelf opnieuw uit te vinden, leek het. De open plekken in de stad werden in sneltreinvaart opgevuld met lelijke wolkenkrabbers, en die staan er nog steeds. Toen maakte het heel veel indruk op me; de machtige doffe dreunen van het heien trilden in mij door, ze spoorden me aan om te groeien’,
begint zijn identiteit vorm te krijgen en realiseert Abdelkader Benali zich wat het betekent om onder nomadische omstandigheden een identiteit te ontwikkelen – Benali heeft het liever over nomaden dan over migranten: ‘we reizen niet, maar we verplaatsen ons, langs lijnen die niets te maken hebben met de lijnen die machtshebbers tussen landen of plekken hebben getrokken.’
Brief aan mijn dochter
Abdelkader Benali
Amsterdam, De Arbeiderpers, 2016
ISBN 978-90-295-0561-1