(door Pim Wiersinga)
In de 16e eeuw waarde de geest van Erasmus over de Zuid-Hollandse wateren. Anders dan mij en veel leeftijdgenoten met de paplepel werd ingegoten, was het niet een en al reformatorische rechtzinnigheid wat de klok sloeg in de opstand tegen den Spanjool – beter gezegd, tegen het centrale gezag. Tot aan de val van Antwerpen in 1585 was het calvinisme in de Noordelijke Nederlanden marginaal; helaas zuchten wij nog steeds onder de Hollandse mythe. Dit is ‘een kijk op de geschiedenis die is gevormd na de gebeurtenissen van 1618 en die vooral is bepaald door orthodoxe calvinisten van destijds.’ Aldus sprak Feico Houweling in zijn monografie Steden van Erasmus, en zijn argumenten deugen.
Lang voor de Tachtigjarige Oorlog uitbrak, vóór de Beeldenstorm, en vóór en de gerechtelijke moord door de Raad van Beroerten op de goed-katholieke edelen Egmond en Horne (omdat zij Willem van Oranje steunden), maakte kroonprins Filips een rondreis langs allerlei steden in de Noordelijke Nederlanden. Toen de ‘blijde inkomst’ Rotterdam aandeed, zette het stadsbestuur het feestje luister bij met een beeld van Erasmus. In dit beeld zat een student verstopt, die naar verluidt een mechaniek bediende; zo kon de steil-katholieke heerser-in-aantocht letterlijk een huldedicht ontvangen uit handen van de – overleden – grote humanist.
Gedurfd statement
In de geschiedschrijving is dit voorval vaak afgedaan als blijk van domheid of ondoordacht patriottisme. De geschiedenis zelf biedt voor dit oordeel geen bewijs. De Rotterdamse bestuurders moeten hebben geweten dat de zittende koning, Karel V, de reformatie nooit zou toestaan op zijn grondgebied, evenmin als kritiek op de kerk zoals die werd uitgeoefend door Erasmus. Nog onlangs had Karel V ketterse ‘beroeringen’ met harde hand onderdrukt.
Houweling beoordeelt de geste van de bestuurders als een gedurfd statement van het stadsbestuur aan het adres van de toekomstige vorst. De Rotterdammers, die eerder al waren berispt om hun ‘lakse’ houding ten aanzien van de wederdopers, namen een risico door…
‘duidelijk te maken dat er in deze stad een erasmiaanse geest heerste, met bijbehorende tolerante opvattingen over de godsdienst. In dat geval hebben we te maken met een van de eerste burgerlijke demonstraties tegenover Filips II in de Noordelijke Nederlanden.’
Volgens theoloog en kerkhistoricus Eric Cossee, door Houweling met instemming geciteerd, is Nederland een van de weinige landen in Europa waar de reformatie een pluriform karakter heeft gehad. Vandaar…
‘dat een geloofsrichting als het arminianisme met zijn nadruk op vrijheid en verdraagzaamheid kon opkomen. Deze richting had al oude papieren: voordat eind zestiende eeuw vanuit het Zuiden het calvinisme hier terrein won, bestond er al een specifiek Nederlands reformatorische richting, gekenmerkt door verdraagzaamheid en praktische vroomheid. Haar oorsprong vond deze richting in de Moderne Devotie van Geert Grote en het bijbelse humanisme van Erasmus.’
Calvinisme kwam uit Antwerpen
Na het beleg van Antwerpen (1585) vluchtten de aanhangers van Calvijn, rijke kooplieden veelal, naar Amsterdam; daarna begon de rechtzinnigheid aan zijn opmars, al verdwenen de tolerante richtingen niet van het toneel. In een stad als Rotterdam was de Latijnse school niet alleen toegankelijk voor elitekinderen: velen namen langs die weg kennis van Erasmus’ werk. Na de oprichting van de universiteit in Leiden (1575) nam het belang van de Latijnse School alleen maar toe – ook als haard van verzet tegen de Spaanse Inquisitie.
Vóór de Gouden Eeuw was het geestelijk klimaat in veel Noord-Nederlandse steden vrijer dan in het Zuiden. Houweling maakt dit met voorbeelden aannemelijk; en met cijfers. Zuid-Hollandse steden als Oostende, Doornik en Nieuwpoort waren na 1570 volledig calvinistisch, terwijl die kerk slechts enkele honderden leden telde in steden als Haarlem of Utrecht.
In Amsterdam was sprake van botsende culturen. Amsterdamse calvinisten duldden diensten van de lutheranen, wat hun nog rechtzinniger geloofsgenoten uit het Antwerpse een doorn in het oog was. Ook buiten de religieuze sfeer zouden Amsterdammers en inwijkelingen nog decennia lang tegenover elkaar staan, getuige De Spaanse Brabander, geschreven door Bredero en voor het eerst opgevoerd in 1617.
Staatsgreep Maurits
In 1617 worden de kaarten opnieuw geschud. Tijdens het Twaalfjarig Bestand met Spanje raken de gemoederen vooral verhit door het conflict tussen de Arminianen (‘rekkelijken’) en de Gomaristen (preciezen, ook bekend onder de bijnaam ‘slijkgeuzen’). De preciezen drijven hun wil door in de politiek; al lukt dit vooralsnog niet in Rotterdam. Daar blijft de instroom van calvinisten beperkt en houdt Erasmus’ invloed aan. Een meerderheid van predikanten in de Maasstad is aanhanger van Arminius – totdat twee gebeurtenissen hieraan een eind maken: de staatsgreep van Maurits, die de autonomie van steden en gewesten drastisch inperkt; en de Synode van Dordt, die de Arminianen in 1619 monddood maakte.
Tien jaar eerder – in het jaar dat het Bestand aanving – had de orthodoxe predikant Adriaan Smout de Arminianen beschuldigd van ketterij; het conflict liep hoog op en de verhoudingen kwamen op scherp te staan, ook die tussen prins Maurits en raadspensionaris Johan van Oldenbarneveldt. Eén twistpunt was dat de Staten Generaal (het centrale bestuursorgaan) volgens Van Oldenbarneveldt geen synode mocht uitschrijven, een standpunt waarin hij werd gesteund door Utrecht en Holland, maar niet door de overige gewesten, en al helemaal niet door prins Maurits.
Een ander geschil betrof de huurmilities waarmee een stad zich tegen agressie van buitenaf kon weren. Onder protest van Holland en Utrecht besloot de Staten-Generaal het instituut van de ‘waardgelders’ af te schaffen. Van Oldenbarneveldt zette de rechtsgeleerde Hugo de Groot in om te bemiddelen; vergeefs, de harde lijn zou prevaleren. Maurits zette hele stadsbesturen af, en zo verdwenen de Arminianen geruisloos uit het openbare leven. En de raadspensionaris werd na een schertsproces ter dood veroordeeld.
Maar Rotterdam trekt zijn eigen plan. Op de dag dat Van Oldenbarneveldt en De Groot worden gearresteerd, geeft deze stad de Amsterdamse beeldhouwer Hendrick de Keyser opdracht om een koperen beeltenis te vervaardigen van niemand minder dan de grote humanist Erasmus.
Radicale Verlichting
Steden van Erasmus is een schitterende, helder geschreven studie; en een opsteker voor de ‘lokale’ geschiedschrijving. Om bewegingen en trends in actie te zien, moet een historicus het hebben van details en hun concrete context, zoals de ‘blijde inkomst’ van kroonprins Filips in Rotterdam. Toch legt Steden van Erasmus wel zwaar de nadruk op lokale omstandigheden. Hoewel Houweling zich beijvert om Rotterdam niet nodeloos te verheerlijken, houd ik aan zijn boek de nasmaak over dat het schertsconflict tussen ‘010’ en ‘020’ nog eens dunnetjes wordt overgedaan, dit keer in de historische arena.
Natuurlijk moet de auteur zich op Rotterdam en Gouda concentreren om de calvinistische geschiedschrijverij door te prikken; natuurlijk heerste in die steden een vrijzinniger klimaat dan in Amsterdam; maar de verdienste van deze of gene stad is toch van minder belang dan het ‘grote’ verhaal van de erasmiaanse geest die door rechtzinnige drijverij werd gefnuikt.
Binnen het bestek van de uitgave doet de auteur wat hij kan. Hij kruist zelfs de degens met wijlen prof. A. van Deursen, wellicht de beste calvinistische geschiedschrijver die Nederland ooit heeft gekend. Toch had ik Houweling een breder ‘bestek’ gegund, zodat hij het verhaal van de steden overtuigender had kunnen inbedden in de grote scheiding der geesten die de vaderlandse geschiedenis eeuwen lijkt te beheersen: niet de scheiding tussen calvinisten en de rest, maar die tussen autoritaire geestdrijverij en de geest van verdraagzaamheid waarvan Erasmus het symbool is.
Laat ik voor de grap een lans breken voor de hoofdstad, al heeft de koopmansgeest aldaar – en de door de calvinist Balkenende geroemde VOC-mentaliteit – niets met verdraagzaamheid te maken. Toch speelde Amsterdam een rol in de vroege Radicale Verlichting, al gedroeg de Amsterdamse overheid zich ten aanzien van vrijdenker en spinozist Adriaan Koerbagh schandalig. Mogelijk valt de Radicale Verlichting buiten het thema, maar aanknopingspunten zijn er wel. De kerkelijke greep op de landspolitiek in 1618, het jaar waarin het erasmianisme de nek werd omgedraaid, werd namelijk vijftig jaar later ferm veroordeeld door Koerbagh, een Amsterdammer pur sang, net als meer spinozisten uit die tijd. Wie zoals Houweling de driekwart eeuw tussen het vroege erasmianisme en Arminius moeiteloos overbrugt, mag die lijn best een halve eeuw doortrekken, hoe schetsmatig ook.
Tenzij we de radicale Verlichting niet in de traditie van de erasmiaanse verdraagzaamheid mogen plaatsen. Daar had ik dan graag meer over gelezen.
Feico Houweling, Steden van Erasmus, De opmerkelijke rol van Rotterdam en Gouda in de Nederlandse Opstand, paperback, ISBN 9789492696014
Optredens van de auteur
– 14 september in het Historisch Wel & Wee Café, start 17.30 uur in Boekhandel Donner, Rotterdam, met de lezing ‘Niet Erasmus, maar het erasmianisme!’
– 24 september in De Literaire Salon (14.00 uur, Theater ’t Kapelletje, Rotterdam)
Verder lezen
– Han van der Horst, Rotterdam, bruid van de Maas, van prehistorie tot nu. 2017. ISBN 9789035143296
– J.I. Israel. Radicale Verlichting. Hoe Nederlandse denkers het gezicht van onze cultuur voorgoed veranderden. 2005. ISBN 9789051942392
– Bart Leeuwenburgh. Het noodlot van een ketter. Adriaan Koerbagh (1633-1669). 2012. ISBN 9789460041143