Hij was een beginneling, een eenling
met twee linkerhanden en men lachte
naar hem, men lachte om hem. Maar hij
kluitte uit, waste zijn lijf, liep weg
met zichzelf en verbaasde de kleine wereld
rondom toen hij met lenige handen
hout schikte, steen tegen steen
sloeg en met dat simpel geweld sluipend
het smeulen begon, branden ontstond, toen hij
vuur kneedde tot vlam die de hemel beklom.
En het werd donker onder de zon
de aarde een vruchtbare roetkorst.
Hij lachte, piste en knielde erop. […]