Woe Wei
e meeuwen houden hun bevederde vliegpennen op de toppen van de wind en zeilen erop weg. Hun omnipotente spanwijdtes varend terwijl ze om zich heen kijken, alsof ze de windstromen – waar die elkaar kruisen of stapelen – wikken en wegen voordat ze een andere richting opwalsen. Zie dan de manier waarop de poedel meeloopt met de baas, zijn oefeningen in de laagte over alles heen. Verderop, het ongemak van de oude kinderen die staan te vernikkelen in de kou. Een vrouw hangt haar haren op aan de wind. De motor geparkeerd op de vluchtstrook tussen twee wegen. De hoed van de man is groot. Nadrukkelijk draagt zijn adem hem onder de rand voor zich uit. Op het reclamebord de frisgroene kleur in pompende hartbeweging, knaloranje letters spugen alle woorden van de economie. […]