De gestalte
ommige meeuwen naderen tot aan de rand van de voeten en wijken terug.
Alsof ze twijfelen of de gestalte hun gunstig gezind is, de gestalte die met zijn rug naar het water staat en daarin gespiegeld wordt. Misschien dat ze de tijd nemen om te wennen aan de vreemde gelijkenis van de gestalte met zijn spiegelbeeld. Dat in de gele ogen van de meeuwen, een vreemde dubbele vorm vanuit de lucht viel waar te nemen. Eerst de gestalte van bovenaf gezien als een stip die begon bij het hoofd, daarna de langgerekte kribbelende vorm die uitliep in de stip van het dwarrelende hoofd. Twee vormen hadden met elkaar te maken, hoe precies wisten de meeuwen niet. […]