(door Liliane Waanders)
Zeven keer verscheen er vanwege 14 mei een essay over herinneren en herdenken. Dit jaar niet. Dit jaar nemen de zeven schrijvers van die essays deel aan een debat over de toekomst van het herdenken. Omdat 75 jaar na het bombardement en 70 jaar na de bevrijding herinneren niet vanzelfsprekend meer is.
De vier vragen:
– Is Rotterdam door de wederopbouw definitief haar geheugen verloren?
– Is vergeten soms niet beter dan herdenken?
– Hoe maken we van een exclusieve herdenkingsgemeenschap een inclusieve herinneringsgemeenschap?
– Hoe zou herdenken in de toekomst vorm moeten krijgen?
die aan de vooravond van de herdenking van het bombardement centraal staan, destilleerde de Initiatiefgroep 14 mei uit de essays die sinds 2007 werden geschreven.
Want hoewel die zeven essays van toon verschillen, de schrijvers – Henk Hofland: 14 mei (2007), Tina Rahimy: Verwoeste steden (2009), Nelleke Noordervliet: Een verre echo (2010), Willem Otterspeer: Een hart en een haven (2011), Willem Schinkel: Het geheugenverlies van Rotterdam (2012), Marcel Möring: Het lichaam en de ziel (2013) en Naïma Azough: Het heden: een welkome gast (2014) – werpen min of meer dezelfde vragen op. Ook als ze geen vragen stellen.
Van de zeven essays heb ik er maar één grondig gelezen: Een verre echo van Nelleke Noordervliet. Ik herlas het nog niet zo lang geleden omdat ik in een ander essay van haar hand – Inzicht in Berlijn – gelezen had hoe Berlijn haar aan Rotterdam deed denken. Ook Berlijn werd verwoest. Ook daar wonen mensen die deel uitmaken van ‘een gemeenschap die de kern van zijn plattegrond, het hart van zijn geschiedenis kwijt is, en die een nieuw huis moet bouwen op de resten en daarmee het verleden voorgoed begraven.’
Volgens Nelleke Noordervliet vraagt vorm geven aan een verwoeste stad ‘een krachtdadig en rechtvaardig bestuur’ en ‘de bereidheid van mensen een manier te vinden zich het verleden op een andere manier te herinneren dan men in “gewone” steden doet.’
Berlijn is er op 13 mei niet bij. Gdansk, Dresden, Keulen, Belgrado en Warschau wel. En Coventry natuurlijk. Dichters uit zeven Coventry-steden – net als Rotterdam ‘Verwoeste Steden’ – verwoorden hoe het herinneren en herdenken er gaat.
Namens Rotterdam dicht Hester Knibbe. Opnieuw wonen is geen voor de gelegenheid geschreven gedicht. Het dateert uit 2014, maar het past naadloos. Het herbergt alle dilemma’s die in de vier vragen besloten liggen:
1
Laten we weer gaan wonen in het oude
huis ook al is het beschadigd, dat
herstellen we wel, later, en dan nemen we de oude
bunker als bed, gaan zitten in oude verhalen, zetten
de borden tussen de butsen op tafel, scheppen ze vol
met wat we vroeger ook aten. En zo
worden we bijna gelukkig misschien, koesteren
de doden stil in hun graven, schoffelen die elk
seizoen met een ander soort weemoed terwijl
we verzinnen wat ze nu zouden. Laten we
weer gaan leven op de krakende vloer
als vanouds wat rag in de hoeken.
2
– Nee, dat gaan we niet doen. We bouwen
een nieuw huis, maken een nieuw
kind en dat geven we een nieuwe naam.
We gaan niet met roestige teilen, emmers en heimwee
sjouwen onder een lekkend dak, niet langer
kermen om hoe het was, de stad
is verwoest, ja, en ja een voltreffer gooit
ook de inboedel plat van het hart. We gaan
dansen onder een nieuw
dak en onder nieuwe lakens onstuimig
een liefde uitvechten, nieuwe borden volscheppen
met onbekende gerechten.
3
– Vanwege? Opdat? Laat die
oorlog toch zitten gekkie, hou op met je
hooggehakt droefzwart strompelen over die catwalk
alleen om schamel applaus en gejoel van een
schimmenpubliek binnen te slepen. Stamp
liever blootvoets stamp
tot een onhoudbaar ritme door je benen je bloed
swingt je longen vult, uit je poriën dampt. Wij
hebben genoeg huiver
door ons lijf voelen trekken, bang bang
bang kun je zijn voor wat ons straks zal kortsluiten.
4
– Goed dan, we laten de muren staan, lappen
de ramen, boenen de bloedvlek niet weg maar
gooien de tobbe de deur uit slopen de bedstee + het
armoedige aanrecht vanwege onze huidige
passie en kost. Akkoord, die
tafel met butsen mag blijven, ja ja ook
een hoekje met spinrag, we bouwen
er wel een altaartje onder met
parafernalia foto’s en kaarsen, oké die
horen erbij tot ook wij.
Wij. Daar heeft ing. A. Aboutaleb, burgemeester van Rotterdam, het in Op weg naar de WIJ-samenleving over. ‘WIJ, dat zijn alle mensen die de rechtstaat als norm hanteren. Wij, dat zijn alle Rotterdammers.’
Op weg naar de WIJ-samenleving opent 14 mei: steden schuilen niet. Aan het eind van alle bijdragen worden alle Rotterdammers opgeroepen deel te nemen aan de herdenking van het bombardement.