(door Manuel Kneepkens)
7 juni is het twintig jaar geleden dat het referendum over de Stadsprovincie werd gehouden, bekender als het referendum tegen de opdeling van de stad. Een memorabel feit. Omdat dit het enige referendum is tot heden gehouden op grond van de Rotterdamse Gemeentelijke referendumverordening. Ik vrees dat daar niet gauw verandering in zal komen. Daarom hieronder een paar herinneringen inzake die gedenkwaardige dag.
In 1995 voerde de Stadspartij de strijd aan contra de Stadsprovincie. Het gevecht werd hoofdzakelijk gevoerd via een mantelorganisatie, het comité Red Rotterdam onder leiding van Wim Bekenkamp, ‘toevallig’ ook partijvoorzitter van de Stadspartij en met Paul Kamsteeg als secretaris, ‘toevallig’ ook fractie-assistent van de Stadspartij. In het comité hadden wij liefst driehonderd vooraanstaande Rotterdammers van allerlei gezindten weten te verzamelen. Allen mordicus tegen de bestuurlijke opdeling van de stad, want dat was de dwaasheid die aan de orde was.
In de praktijk van alledag deed een kleine Gideonsbende van vrijwilligers onder coördinatie van Paul Kamsteeg het vuile dagelijkse werk: affiches plakken, handtekeningen ophalen voor het referendum, etc.
De Stadspartizaan, die het portret van Peper met als onderschrift ‘Deze man wil de stad opheffen!’ kwistig her en der in Rotterdam had opgeplakt, onderhield nauwe connecties met deze groep. Officieel werd dat door mij natuurlijk ontkend.
Vooral nadat bovengenoemde de avond voor 1 mei plusminus 60 straatlantaarnpalen rond het Spiekman-monument te Spangen geheel en al met de fysionomie van Peper (‘Deze man wil de stad opheffen’) bleek te hebben beplakt. Beelden daarvan verschenen die avond op TV Rijnmond. Volgens sommigen is dat het keerpunt geweest in het voordeel van het comité Red Rotterdam.
Het Spiekman-monument is het sociaal-democratisch gedenkteken, waarvoor de PvdA-notabelen op 1 mei De Internationale van een papiertje plegen te zingen. Dus fors opgeklopte verontwaardiging in die kringen over de ‘euvele daad’ van de Stadspartizaan. (Zijn naam kan ik na al die jaren nu wel onthullen, het was… Fred van der Meij. Hij was toentertijd zowel lid van de Stadspartij als van de SP. Dat laatste is hij nog steeds.)
Het affiche is nu een gewild collector’s item.
De stichting van de Stadsprovincie was lange, al te lange tijd een project van achter(af)kamertjespolitiek geweest. Van een stel burgemeesters uit de Rijnmond verenigd in een staatsrechtelijk knutselclubje – OOR (Overlegorgaan Rijnmond) geheten – onder leiding van de man die zichzelf (voorbarig) beschouwde als de ongekroonde koning van de Rijnmond, burgemeester Peper van Rotterdam.
Zo was daar bijvoorbeeld burgemeester Vleggeert van Spijkenisse. In plaats van zelf een referendum in Spike-city te organiseren riep hij de Rotterdammers op om hun referendum te boycotten!
Al even bont maakt het burgemeester Van Bree van Capelle, die overging tot regelrechte intimidatie. Rotterdam moet met de Stadsprovincie instemmen… anders draaide het alleen voor alle tot nu gemaakte voorbereidingskosten op! Van Bree wist heel goed dat de Rotterdamse gemeenteraad zich steeds uitdrukkelijk had voorbehouden, alvorens het ‘point of no return’ zou optreden, de voorstellen betreffende de Stadsprovincie nog eens op hun merites te bezien.
Naast enge plannen, dus ook nog eens enge mannen!
Maar het hoofdstuk ‘Enge mannen in het Rijnmondgebied’, zo bleek op de dag van het referendum, beperkte zich bepaald niet tot de eerste burger van Capelle en de eerste burger van Spike-city.
Ik zal die gedenkwaardige dag, toen de ‘democratische reus’ – heel eventjes – ontwaakte in Rotterdam, hier nog eens de revue laten passeren.
’s Ochtends regende het. Niet zo best. Bij regen gaat immers liefst 17 % minder kiezers naar de stembus. Het parlementair-democratisch plichtsgevoel is in Nederland flinterdun.
Tegen elven begaf ik mij naar mijn stemlokaal – de gymnastiekzaal van de lagere school op de Vredehofweg in Kralingen. Een oud dametje kwam juist naar buiten, op krukken.
‘U bent toch meneer K. van de Stadspartij? Ik ben 92.Ik kom nauwelijks de deur meer uit. Ik heb mij met de taxi laten brengen. En ik heb tegen gestemd! Niks geen opdeling van Rotterdam. Ik laat mij mijn stad niet afnemen.’
Kijk, dat was een opsteker.
Eigenlijk had ik nu een dagje vrij. Aan de loop van de gebeurtenissen van deze zevende juni viel immers niets meer te veranderen. Pas die avond zou ik weten of Rotterdam al dan niet zou worden opgedeeld.
Tegen vieren moest ik mij naar het stadhuis spoeden. Radio Rijnmond wilde aldaar dringend een vraaggesprek met mij hebben, naar aanleiding van het feit dat. mevr. Neelie Kroes – de toen nog toekomstige mevrouw Peper – inmiddels ook de weg van burgemeester Vleggeert was ingeslagen, en een dringende oproep – via een interview in de De Telegraaf – bleek te hebben gedaan aan de Rotterdammers om niet te stemmen, zodat het opkomstpercentage zou worden gefrustreerd, waarna de Stadsprovincie – het geestesproduct van haar toenmalige minnaar – er automatisch zou komen! Liefde maakt blind, zullen we maar denken…
Op dat moment zat het opkomstpercentage rond de 38 procent. Net te weinig. Het zou boven de 40 % uit zou moeten stijgen.
Maar zie, rond vijf uur stroomden de kantoren en werkplaatsen leeg en binnen het uur overschreed het stemmersaantal de ondergrens van 40,2%, het reglementair voorgeschreven twee derde van het aantal stemmers van de laatste lokale verkiezingen.
Ik kon mij althans wat dit punt betrof met gerust hart begeven naar Grand Café De With in de Witte de Withstraat, het toenmalige stamcafé van de Stadspartij (thans Bazar geheten) alwaar de Harde Kern reeds aan het bier zat.
Maar daar was nog altijd het omineuze woord van toenmalig wethouder Hans Kombrink: ‘Als de Rotterdammers de stadprovincie afstemmen met zestig procent tegen en veertig procent voor, dan zetten we tóch door… want de mensen stemmen altijd makkelijker nee dan ja.’ Fraaie democraat, die Kombrink.
Rond acht uur was de uitslag bekend. Liefst 87% van de opgekomen Rotterdammers had de Stadsprovincie afgestemd.
Uit pure vreugde en tevens omwille van een mooi shot voor de Televisie – the medium is the message – maakte ik een André van der Louw-achtig berendansje met een rijpe Rotterdamse Schone en begaf mij vervolgens naar het Stadhuis. Daar was de stemming om te snijden.
De Burgerzaal leek wel een mortuarium. Een kolossale sarcofaag vol stinkend verongelijkten… Peper & Kombrink achtten mij zelfs geen blik waardig.
Felicitaties zoals burgemeester Patijn die zo keurig aan Roel van Duijn had gedaan na afloop van de uitslag van het Amsterdamse referendum waren er absoluut niet bij.
Toen ik het later eens met Bram Peper over dat vertoon van gebrek aan savoir vivre op die avond had, zei hij dat hij nu eenmaal niet zo in elkaar stak. Hij was nou eenmaal geen Patijn van Amsterdam. En daar had ik maar mee te leven.
Ik kon de snijdende sfeer niet aan en begaf me spoorslags terug naar de warmte van Grand Café de With, waar het feest nu in volle gang was. En toch, tegen drieën ’s nachts – nog maar een klein groepje vreugdedrinkers was over – werd het feest toch nog verknald. Er sloop een onbekend iemand binnen. Later bleek het de heer Pronk te zijn, de hoofdredacteur van het Rotterdams Dagblad.
Een wonderlijke aanwezigheid. Want als er één instantie een vurig voorstander van de Stadsprovincie was en van de weeromstuit zwaar tegenstander van de Stadspartij, dan was het ’t Rotterdams Dagblad wel geweest. Maar eind goed, al goed.
P. echter bleek dé enge man van de dag!
Hij raakte aan de bar in gesprek met poppenspeler Wim Noordegraaf, oud-correspondent van de VPRO in Suriname, hoofdredacteur van ons verenigingsblad De hersenpooler, en bovenal levensvriend van Marie-Annet van Grunsven.
Ongetwijfeld heeft onze Wim die Leo Pronk een beetje gesard met de ‘Albanese’ uitslag. Maar de reactie was overdonderend. Hoofdredacteur Pronk drukte – Pats! – zijn bierglas in het gezicht van Wim Noordegraaf…! Ik kon mijn ogen niet geloven. Het bloed spoot alle kanten op. De gemaltraiteerde poppenspeler moest afgevoerd naar Dijkzicht! Politie erbij, verveeld, de zoveelste kroegruzie van die nacht… en Marie-Annet – heeft ooit een Jan Klaassen een solidairder Katrijn gehad ? – onmiddellijk aan het faxen richting media.
Gevolg: het incident stond vermeld in alle kranten van de volgende dag, behalve… in onze eigenste ‘Pronkkrant’, het zogenaamd ‘onafhankelijke’ Rotterdams Dagblad…
Toen ik thuis kwam, om vier uur ’s nachts, trof ik mijn kinderen slaapdronken aan boven aan de trap.
Ik was aangedaan. Uit hun warme nestjes geklommen om hun vader te feliciteren!
‘Pappa!’
‘Ja?’
‘Je hebt gedanst!’
‘Ja, en…?’
‘Héél stom Gedanst! En het was op tv! Je denkt toch niet dat wij ons morgen op school kunnen vertonen?’
Deze column verscheen eerder in Rotterdam, Vandaag & Morgen.