een spoor meer
Van wat ik in de zomer zag,
en toen nog volgde – de mistbank me op de keper beschouwt, niets wilt dresseren, dan verschuiven traag, de geest trager en licht minder
A vormen A inhouden A licht steeds kouder in een geheel van volledige kapitale A groot
Vandaag loop ik vroeg buiten bij bomen op bezoek die backgammon spelen
Ik zal mijn steentjes verzamelen en bij hun takken een kleur aangeven van november
Met mijn vinger de hoogte van de zomer, grassen in Italië waar ik verstrikt raakte in vier horizonnen
En de kleuren schrijven ‘brood’, ‘brood’ voor de geest, kom maar zonmaan door de mist, kom mijn snuit weet hoe zich te branden en te drukken tegen de ruit
Ik droomde van een kerkpad en een schimmel, kerkpad en schimmel, ik vertel het de bomen;
kerkpad en schimmel ik droomde van kerkpad en schimmel
Peggy Verzett