(door Liliane Waanders)
Omdat:
‘U kunt poëzie niet eten. De regen gaat er dwars doorheen en ze brandt te kort om u werkelijk warm te houden. Poëzie biedt geen dak boven uw hoofd, biedt u geen bed, geen bad, geen brood, ze redt u niet uit de file en u kunt uw benen er niet mee insmeren als u naar het strand gaat’
klinkt als (in mijn oren althans):
‘Natuurlijk trek je ’s ochtends geen gedicht aan tegen koude voeten. Je smeert geen brood met een gedicht en je fietst niet op een gedicht naar je werk. Je kruipt ’s nachts niet tegen een gedicht aan in bed’,
wist ik aanvankelijk niet wat ik hoorde.
De woorden waarmee Bas Kwakman Poetry International 2015 opende, klonken me te bekend in de oren. Ik moest meteen denken aan wat Anne Vegter in de door haar samengestelde (en ingeleide) bundel Je bent mijn liefste woord: gedichten voor bijzondere momenten zegt over gedichten die ondanks alles toch nuttig kunnen zijn.
Ik vond zijn woorden (‘U kunt poëzie niet eten’, enz.) zo op de hare (‘Natuurlijk trek je ’s ochtends geen gedicht aan tegen koude voeten’, enz.) lijken dat ik net even te lang aan het door Kenneth Goldsmith – een van de dichters die dit jaar tijdens Poetry op het podium staat – gepropageerde concept van uncreative writing – ‘This world is full of texts, more or less interesting; I do not wish to add any more. It seems an appropriate response to a new condition in writing today: faced with an unprecedented amount of available text, the problem is not needing to write more of it; instead, we must learn to negotiate the vast quantity that exists’ (uit: Uncreative Writing (2011) van Kenneth Goldsmith) – moest denken om de portee van het verhaal van Bas Kwakman in één keer te kunnen vatten.
Gelukkig staat zijn tekst – ‘Reasons to be cheerful’– ook in de ‘bloemlezing’ waarin de bijdragen die de festivaldichters aan de openingsavond leverden verzameld zijn.
Als ik Bas Kwakman inmiddels goed begrijp, heeft hij geen hoge pet op van de marktwaarde, de functionaliteit en het rendement van poëzie.
Poëzie is veel – ‘Poëzie is lastig. Moeilijk. Eigenzinnig. Ze is gekunstelde taal. Geheimtaal voor intimi. Museumtaal. Drempeltaal. Troebeltaal. Anti-communicatie. Dwarstaal die alle regels en afspraken omzeilt en elitetaal die ons keer op keer op de beperktheid van ons brein wijst. Ze is arrogante en intellectuele taal. Taal die vervreemdt en discrimineert. Partijdige en anti-democratische taal. Poëzie is een zachte taal van een kleine stem, uitgesproken door een te verwaarlozen minderheid’, en nog veel meer (ik realiseer me dat ik door mijn onbelezenheid wellicht verwijzingen over het hoofd zie) – maar boven alles is poëzie volgens Bas Kwakman geluk.
Poëzie is geluk, naar dan wel voor wie in staat is het ongrijpbare, het abstracte vorm te geven (dat zijn mijn woorden). Want:
‘poëzie is meer dan de woorden die zij uitspreekt. Ze is, zoals de dichters in deze bloemlezing het verwoorden, meer dan spraak zonder klank, meer dan woorden die niet slapen. Ze is het meesterschap over de taal, over de oorspronkelijke gedachte die ragfijn ter hoogte van de struiken danst. Ze is de zichtbare kant die kleur bekent, ze is de maagdenschreeuw in de regenboog, ze is de schoonheid die het waard is om, wang tegen wang, te beschermen. Ze is het letterlijke potentieel van de dingen, het nabootsen van de vogeltrek, het samenspel van de zon en het gebladerte, een contract met de wolken, ze is al wat zichtbaar wordt tijdens het ontdooien van de waarheid die we omwille van het herinneren vergeten’
(Nu Bas Kwakman het zo zegt, herken ik ook de metaforen van Lionel Fogarty: ‘er schijnt geen episode zon zonder een maagdelijke z’n schreeuw in de regenboog’ (By a Virgin Man / Door een maagdelijke; vertaling: Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes), en Philip Nikolayev: ‘Tevens heb ik dikwijls mijn verzen bevroren in de vriezer zodat ik ze later weer moest smelten en poëzie datgene werd wat zich openbaart in het ontdooien’ (The Art of Forgetting / De kunst van het vergeten; vertaling: Jabik Veenbaas).)
Poëzie is geluk, maar omdat poëzie de geheimtaal voor intimi is, is poëzie vooral geluk voor de happy few. Dat is wat Bas Kwakman volgens mij suggereert. Niet dat hij anderen poëzie misgunt, maar je moet wel wat kunnen om poëzie te savoureren.
(Ik vermoed dat Bas Kwakman niet alles dat poëzie genoemd wordt, poëzie vindt. Dat kan niet anders, ook dat ligt besloten in ‘Reasons to be cheerful’.)
Lang dacht ik dat poëzie voor mij te hoog gegrepen was en ‘beperkte’ ik mij tot proza. Ik ben nieuw op Poetry en niet van plan me te laten ontmoedigen. Ik ga mij niet verzetten en de woorden hun werk laten doen.