(door Liliane Waanders)
k had er nog nooit van gehoord, maar Jerry Hormone klonk zo stellig toen hij het over de Rotterdamse ziekte had, dat ik vergat door te vragen. Het gesprek ging over het schrijven van korte verhalen, en het verlangen van veel schrijvers om daarna ook nog een roman te schrijven. Dat verlangen koestert ook Jerry Hormone. Hij weet niet zeker of hij zal slagen – de vijftien verhalen in Het is maar bloed, de bundel waarmee hij recent debuteerde, tellen samen zo’n dertigduizend woorden en voor een roman heb je er al gauw zo’n veertigduizend nodig, dat vraagt een heel andere spanningsboog: van het verhaal en van de schrijver – maar hij gaat het in elk geval proberen.
In die context liet hij de Rotterdamse ziekte vallen. Hij sloot de mogelijkheid niet uit dat ook hij zou blijken te lijden aan de Rotterdamse ziekte, waarmee hij suggereerde dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen die stad en het geringe aantal romans dat door in die stad woonachtige schrijvers geschreven wordt. Ik vergat hem te vragen wat hij er precies mee bedoelde, en kon op dat moment alleen maar Marcel Möring noemen om het tegendeel te bewijzen.
Maar je hebt in Rotterdam natuurlijk ook: Laurens Abbink Spaink, Alex Boogers, Said El Haji en Ernest van der Kwast (en ze hadden: Abdelkader Benali, Anna Blaman, F. Bordewijk, Alfred Kossmann, Nelleke Noordervliet, maar die zijn inmiddels dood of verhuisd).
Het is waar, er wonen in Rotterdam veel meer schrijvers van gedichten, columns en korte verhalen, dan schrijvers die het schrijven van romans tot hun corebusiness gemaakt hebben (daarom noemde ik Cornelis Bastiaan Vaandrager, Bob den Uyl en Sanneke van Hassel bijvoorbeeld niet). Hoe dat komt? Dat vergat ik Jerry Hormone dus te vragen. Maar had ik de vraag wel gesteld, dan was de kans klein geweest dat hij hét antwoord geweten had. Rien Vroegindeweij, kenner van de stad en het Rotterdamse letterenklimaat, wist het antwoord in 1993 (in dat jaar werd hem in het kader van de ‘Kunstsectordag’ gevraagd een lezing te houden: ‘Waarom worden er in Rotterdam geen romans geschreven?’) ook niet (lees: ‘Rotterdam en de literatuur’, verschenen in Passionate Magazine).
Neemt niet weg dat Alex Boogers deze week met zijn roman Alleen met de goden de Boekhandelsprijs 2016 kreeg, de prijs voor het mooiste, maar in de ogen van boekverkopers onderbelicht gebleven boek van het afgelopen jaar.
Alleen met de goden is de zevende roman (de negende titel) van een toegewijd schrijver, die weigert concessies te doen. Alex Boogers verdient geld als kickbokstrainer om zich te kunnen veroorloven de tijd te nemen die nodig is om de boeken te schrijven waarvan hij vindt dat ze geschreven moeten worden. Hij schuwt de publiciteit en treedt maar af en toe op voor publiek. Maar als hij optreedt, staat er ook iemand. Iemand die weet wat hij wil. Iemand die een visie heeft op wat literatuur teweeg zou moeten brengen.
(Dat Alex Boogers eigenlijk uit Vlaardingen komt en dus strikt genomen niet kan lijden aan de Rotterdamse ziekte, zullen we maar niet heel hardop zeggen.)