Ons avondland begint
achter de spoorwegovergang bij Sobibor
waar in het huis met de roodgesausde raamkozijnen
de spoorwegwachter met zijn dochter woont
Ik ken de stilte in de donkere achterkamer
het traag gedender van de late treinen
de koelheid, waarmee ze zich ontkleedt
totdat haar lichaam raakt in andere handen
en vergeet…
De spoorbaan kreunt en rinkelt
de trein passeert – heel even dendert
zijn schaduw langs de vensters
de trein vol goud…
/ voorbij / voorbij / voorbij
Manuel Kneepkens